MDD presenteert 'Herinnering aan een Zomer aan de Leie', een tentoonstelling over kunst, vriendschap en vernieuwing rond de oevers van de Leie in de jaren 1920
In de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog ontstaan de eerste vriendschappen tussen kunstenaars als Gust De Smet, Frits Van den Berghe en Constant Permeke. Ze ontmoeten elkaar via de jonge kunstpromotor Paul-Gustave Van Hecke, die hen ook in contact brengt met de criticus André De Ridder. Tijdens de strenge Gentse winters werken ze in eenvoudige ateliers in het Patershol; zomers trekken ze naar de schilderachtige oevers van de Leie, waar eerder al symbolisten als Claus en Van de Woestyne hun plek vonden.
Het schilderij Herinnering aan een Zondag (1926) van Edgard Tytgat vormt het vertrekpunt van deze tentoonstelling. Tytgat verbeeldt een zomerse namiddag aan de Leie, bevolkt door een bont gezelschap: Frits Van den Berghe, Gust en Léon De Smet, Marc Chagall, Blanche Charlet, Floris Jespers en vele anderen. Sommigen herkenbaar, anderen gehuld in raadselachtige anonimiteit. De scène ademt nostalgie, kameraadschap en creatieve vrijheid.
Het werk van Tytgat fungeert als een visueel ankerpunt in deze tentoonstelling – een poëtische snapshot van een generatie kunstenaars, verzamelaars en critici rond de Brusselse galeries Sélection en Le Centaure. De figuren op het schilderij verwijzen anekdotisch naar de artistieke gemeenschap rond Van Hecke, De Ridder en Schwarzenberger. Wie precies wie is, blijft echter deels gehuld in mysterie. Kunstcriticus Paul Haesaerts was de eerste die een poging tot identificatie ondernam – maar laat u vooral zelf meeslepen. Kijk, zoek, droom, en laat deze zomerse namiddag aan de Leie herleven.
Herinnering aan een Zomer aan de Leie
18.05.25—17.08.25
Museum Dhondt-Dhaenens
Museumlaan 14
9831 Deurle
Kunstenaars
- Gustave De Smet
- Frits Van den Berghe
- Edgard Tytgat
- Constant Permeke
- Marc Chagall
- Léon De Smet
- Floris Jespers
- Hubert Malfait
Curator: Nele Coene

Een nieuwe golf aan de Leie
De oorlog jaagt velen naar het neutrale Nederland of het Verenigd Koninkrijk. Daar ontstaat een vruchtbare uitwisseling van ideeën en stijlen. Bij hun terugkeer naar België groeien deze contacten uit tot een levendig netwerk van vernieuwers. Met steun van vooruitstrevende galeries zoals Sélection en Le Centaure ontstaat in de jaren 1920 een nieuwe, eigenzinnige vormentaal: geworteld in de Vlaamse traditie, maar open naar de internationale avant-garde.
Wat begon als toevallige ontmoetingen, groeit in het interbellum uit tot een hechte gemeenschap. Kunstenaars zoals De Smet, Van den Berghe, Permeke en Tytgat zoeken samen naar vernieuwing en vinden die in hun gedeelde liefde voor het landschap, het leven en de kunst.
De Leie als ontmoetingsplek
De zomers aan de Leie vormen het kloppend hart van deze artistieke beweging. Villa Malpertuis in Afsnee – eigendom van Van Hecke en modeontwerpster Honorine “Norine” Deschrijver – wordt een broeinest van creativiteit. Tijdens boottochten, diners onder de bomen en gesprekken aan het water vinden kunstenaars, schrijvers en verzamelaars elkaar.
Het schilderij Herinnering aan een Zondag (1926) van Edgard Tytgat vormt het vertrekpunt van deze tentoonstelling. Tytgat verbeeldt een zomerse namiddag aan de Leie, bevolkt door een bont gezelschap: Frits Van den Berghe, Gust en Léon De Smet, Marc Chagall, Blanche Charlet, Floris Jespers en vele anderen. Sommigen herkenbaar, anderen gehuld in raadselachtige anonimiteit. De scène ademt nostalgie, kameraadschap en creatieve vrijheid.
Tussen landelijkheid en avant-garde
De Leiekunstenaars halen inspiratie uit het landelijke leven – dorpen, markten, kermissen – maar waren allerminst wereldvreemd. Dankzij Van Hecke en De Ridder staan zij in direct contact met het internationale kunstcircuit. Galeries als Sélection (1920–1922) en Le Centaure in Brussel bieden niet enkel tentoonstellingsruimte, maar ook een plek van ontmoeting en uitwisseling. Een sprekend voorbeeld is het feestmaal van 20 juni 1926 onder de bomen van de pastorie ‘de Groene Boomgaard’ in Drongen. Van deze bijeenkomst zijn prachtige foto’s bewaard. Edgard Tytgat legde de sfeer vast in zijn schilderij, waarin tal van kunstenaars te herkennen zijn.
Een zomers tableau: het netwerk in beeld
Achteraan in de boot zit Marc Chagall, samen met zijn vrouw. De Russische kunstenaar is te gast in Villa Malpertuis, op uitnodiging van Paul-Gustave Van Hecke en André De Ridder. In de daaropvolgende jaren zal Chagall meermaals tentoonstellen bij Le Centaure, naast Vlaamse kunstenaars als Frits Van den Berghe, Edgard Tytgat, Gust De Smet en Hippolyte Daeye, en in het gezelschap van internationale grootheden als Klee, Arp, Kandinsky en Miró.
Centraal op het schilderij herkennen we Gust De Smet, boog in de hand. Zijn broer Léon bestuurt de boot, zijn echtgenote aan zijn zijde. Gust keert na de oorlog terug naar de Leie, waar hij dankzij Van Hecke een onderkomen krijgt in Malpertuis. Hij woont er enkele jaren samen met Van den Berghe. In april 1926 toont hij nieuw werk bij Le Centaure, nog in het oude pand aan het Museumplein. Een jaar later vestigt hij zich definitief aan de Leie. Léon woont dan al in Brussel, maar is zomers regelmatig aan het water te vinden. In november 1926 zal hij exposeren in de nieuwe galerie aan de Louisalaan.
Vooraan in de boot zit Frits Van den Berghe, herkenbaar aan zijn bril. In de vroege jaren 1920 laat hij zich inspireren door het landelijke leven. Zijn expressieve, vaak karikaturale stijl toont plompe figuren, dorpstaferelen en zondagse rust. Hij schildert in reeksen, met thema’s als Vlaamse huizen, Leiezichten en zomermiddagen – vaak in nauwe visuele verwantschap met zijn huisgenoot Gust De Smet. De zomer van 1926 vormt een keerpunt: vanaf 1927 schuift zijn werk op richting het symbolisme.
Naast hem zien we Floris Jespers in gesprek. Jespers komt uit een Antwerpse kunstenaarsfamilie; zijn vader Emile was schilder, zijn broer Oscar beeldhouwer. Floris bouwt in deze jaren een reputatie op als schilder met een eigen stijl, en is actief binnen het netwerk van Sélection en Le Centaure.
Op de oever verwelkomt Paul-Gustave Van Hecke zijn gasten, vergezeld van het kleine teckeltje dat hem en zijn partner Norine overal volgt. Norine, met spiegeltje in de hand afgebeeld op het schilderij, is meer dan modeontwerpster: samen met Van Hecke richtte zij in 1914 Couture Norine op, in de Louisalaan in Brussel. Het couturehuis wordt een trefpunt van de avant-garde en is nauw verbonden met het netwerk van Sélection en Le Centaure.
Aan de rand van de boot stapt Blanche Charlet aan wal. Galeriehoudster en spilfiguur in de Brusselse kunstwereld, begint zij begin jaren ’20 een eigen galerie in de Louisalaan. In 1926 vervoegt ze Le Centaure, dat ze samen met Walter Schwarzenberger zal uitbouwen tot een internationale ontmoetingsplek. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zal Charlet actief zijn in het verzet, waar ze spioneert voor het Verenigd Koninkrijk.
We zien hoe Hippolyte Daeye haar helpt aan boord. Tijdens zijn ballingschap in Londen leert hij Permeke, Léon De Smet en Tytgat kennen. Vanuit zijn atelier in Antwerpen sluit hij zich in de jaren ‘20 aan bij het netwerk van Sélection, en stelt hij regelmatig tentoon binnen de groep.
Edgard Tytgat, de schilder zelf, observeert het tafereel vanuit het venster. Hoewel afkomstig uit het Brusselse milieu, voelt hij zich sterk verbonden met de kunstenaars rond Van Hecke en De Ridder. Tytgat is bekend om zijn vertellende, vaak volkse scènes vol lichtheid en ironie – precies wat hij hier vastlegt.
Ook de jonge Hubert Malfait, afkomstig uit Astene, is aanwezig. In 1924 sluit hij zich aan bij de groep en ziet zichzelf als geestelijke erfgenaam van Gust De Smet. In de jaren daarna zal hij naar Parijs trekken, waar hij opnieuw Chagall zal ontmoeten. Samen met kunstenaars als Jules De Sutter vertegenwoordigt hij de jongere generatie binnen het Vlaams expressionisme.
Opmerkelijk afwezig is Constant Permeke. Samen met De Smet en Van den Berghe wordt hij later omschreven als de ‘Goddelijke Drievuldigheid’ van het Vlaams expressionisme. Hoewel hij in de jaren ’20 vaak te gast was aan de Leie en een hechte vriendschap onderhield met beide kunstenaars, hield Permeke vast aan zijn onafhankelijkheid. Hij sloot geen contract met Van Hecke en Sélection, en vestigde zich uiteindelijk in Jabbeke.